De meeste tuinplanten zijn bestand tegen de temperaturen van het Belgische klimaat. Bij extreme warmtes of tijdens het aanplanten kunnen ze soms wel wat extra hulp gebruiken. In deze situatie kunnen we kiezen uit 3 vormen van bewatering:
De druppelslangen blijken in de warme periodes het meest doeltreffend en voordelig te zijn voor toepassingen in de tuinbouw. De traditionele sproeiers worden vaker ingezet voor de beregening van grotere oppervlaktes, gaande van gazonnen tot akkers. Bewatering met de tuinslang komt enkel nog voor bij hele specifieke gevallen zoals bloempotten en dergelijke.
Een druppelslang is een PE-leiding met geïntegreerde druppelelementen, waar het water de slang kan verlaten. De leidingen worden boven- of ondergronds geïnstalleerd, vlakbij de te bewateren planten. De meest voorkomende dripperafstanden zijn 30 en 33cm.
Het water kan op deze manier langzaam druppelen en in de grond zakken tot bij de wortels. Dit stimuleert ook het zoeken naar water bij de wortels, waardoor de planten stevig worden en goed groeien. Ideaal voor dichte beplanting, maar ook jonge planten, struiken, gras en bomen.
De waterverspilling is deze doelgerichte manier dus vrij miniem in vergelijking met sproeiers.
De lengtes slang kunnen bovengronds vastgelegd worden
Deze wortelbestendige leidingen worden meestal 5 à 10 cm diep in de grond geplaatst.
Belangrijk: Installeer de slang niet te diep zodat ook jonge plantjes het water kunnen bereiken.
De koppelingen zorgen voor eenvoudige en vlotte installatie van de druppelslangen.
Het vastleggen van bovengrondse systemen gebeurd via grondklemmen. Bij ondergrondse raden wij dit ook aan om de installatie te vergemakkelijken en het opkrullen van de slang te vermijden.
Bij het dalen van de temperatuur zet het water in het systeem uit. Om schade te vermijden tijden de wintermaanden maken we deze winterklaar.
Een druppelslang heeft kleine openingen, waardoor ze vanzelf leeg loopt. De enige voorbereiding die moet genomen worden is dus het verwijderen van de druk op de slang. Dit kan door de toevoerkraan dicht te draaien, de toevoerslang los te koppelen of de beregeningscomputer uit te schakelen. Heeft uw beregeningssysteem ook sproeiers, dan zullen deze doorgeblazen moeten worden.
Na de aanleg van de druppelslang moet het systeem eerst worden doorgespoeld zonder eindstop. Dit verwijdert het zand en vuil die er tijdens de installatie ingekomen is om verstopping tegen te gaan. Hierna is er normaal gezien geen onderhoud meer nodig aan uw systeem.
Wanneer er een gat zit in uw druppelslang kan dit eenvoudig opgelost worden.
Bij Dema helpen we de klant bij het berekenen van de benodigdheden van uw druppelsysteem. We houden hierbij rekening met de opbouw van de tuin en de nodige aftakpunten waar de slang terug boven komt.